zaterdag 28 februari 2015

Heimwee


Ze zeggen dat het gemiddeld 3 jaar duurt, voordat je als emigrant zeker bent van je zaak. Dat je pas na 3 jaar kunt zeggen of je de juiste keus hebt gemaakt qua plek om te wonen, op de wereld, en of je echt wilt blijven waar je bent. Of dat je toch, min of meer onderhuids, verteerd wordt door heimwee, die je belet om je helemaal thuis te voelen in je nieuwe vaderland.


Wij naderen dat tijdstip - over een paar weken wonen we 3 jaar in Noorwegen - en we hebben onszelf en elkaar in al die tijd nog nooit kunnen betrappen op dat soort heimwee. Natuurlijk missen we wel eens iemand, of iets, maar heimwee naar Nederland: geenszins. We voelen ons hier op onze plaats en we zijn nog steeds blij dat we deze, toch behoorlijk ingrijpende, stap hebben gezet. Met alle onzekerheden van dien. We willen blijven. Ook een beetje voor dit uitzicht...


Ik heb last van een ander soort van heimwee: heimwee naar handschrift. Ik heb iets met handschriften. Volgens mij is een handschrift contact maken met taal; taal moet je niet alleen horen, maar ook zien en voelen. Schrijven is taal voelen.
Als eerstejaars egyptolgiestudent verbaasde ik me er destijds over hoe onze hoogleraar maar bleef benadrukken dat het belangrijk was dat we 'ons eigen handschrift' ontwikkelden - alsof we ooit correspondentie zouden moeten voeren in hiëroglyfen! Maar ik begrijp wat hij bedoelde. Niet alleen moeten je ogen taal zien (en moeten je hersens die begrijpen), maar ook moet je hand letters, tekens (of hiëroglyfen) kunnen voelen. Door ze zelf te schrijven.

Wat is er leuker dan, bijvoorbeeld op je verjaardag, handgeschreven kaartjes uit de brievenbus te kunnen halen? Of zelfs brieven? En om dan, zonder op de achterkant te hoeven kijken, het handschrift te kunnen herkennen en dus weten wie de afzender is? (Dat gebeurde mij afgelopen maandag gelukkig nog. Mondjesmaat: het merendeel van de felicitaties kwam elektronisch binnen.)
Of, andersom, hoe leuk is het om zelf bijvoorbeeld kerstkaartjes te knippen en plakken, en die van een persoonlijke boodschap en een postzegel te voorzien? Helaas is dat soort communicatie in een rap tempo aan het verdwijnen, want ingehaald door 'digitaal'. 

Op de middelbare school had ik een flink aantal correspondentievrienden (bestaat dat verschijnsel nog eigenlijk?),in binnen- en buitenland. Vaak waren dat leeftijdgenoten die ik tijdens vakanties had ontmoet. Zoals Jan-Erik uit Zweden, en Eva Beate uit Noorwegen. Na die ene kortstondige kennismaking bleven we elkaar jarenlang trouw schrijven, zonder elkaar ooit weer te hebben ontmoet. Natuurlijk heb ik hun brieven altijd bewaard, en hier, na meer dan 35 jaar, heb ik ze uit hun dozen opgediept en herlezen. Dat was een ontmoeting met puberteit en volwassenwording. Met hun handschriften, na al die jaren nog steeds zo vertrouwd! E-mail bestond toen natuurlijk niet. We moesten wel schrijven.

En yes! Ik heb ze onlangs beiden teruggevonden. Met kunst en vliegwerk, en dankzij de elektronische mogelijkheden die er nu zijn. Maar mijn schrijvende vrienden van toen, Jan-Erik en Eva Beate, ze zijn er nog! Heel veel ouder, maar dichterbij dan ooit. We hebben het contact nieuw leven ingeblazen. Alleen denk ik niet dat ik ze ertoe kan overhalen dat weer op de oude manier te onderhouden. Wie gaat er nou nog aan tafel zitten om te schrijven? Geen handgeschreven brieven dus meer, maar elektronisch contact. Helaas.

Inmiddels hebben we voor de derde keer mijn verjaardag hier in Henseid gevierd. Met een bos onvoorstelbaar grote rode rozen van Henk (zie boven!), de mooie mand van gevlochten gras, die ik zo graag wilde hebben voor mijn breiwol:

 
 
en een dinertje voor twee, van avocado's en gefrituurde garnalen, en zelfgebakken foccacia.

Handgeschreven verjaardags- en kerstkaartjes, heb ik besloten, ga ik voortaan nog maar bij hoge uitzondering sturen. Al was het maar om op de kosten van postzegels te besparen. Ongeveer € 1,50 per persoonlijk nootje hier vandaan! Laat ik maar met de tijd meegaan. Dan in het vervolg maar elektronisch. 

donderdag 19 februari 2015

Of mice and monsters

Ze zijn natuurlijk vreselijk leuk en lief, de poezen. Stuk voor stuk. Pippi in coma op z'n kussentje op de tafel,

 

of op het vloerkleed voor de kachel. Poppy eigenwijs op de balkonrand,

 
 
of uitbundig spelend met en aan de krabpaal.

 
De langharige Mungo van de buren, vredig slapend op de bank,
 
 
en het cyperse zwervertje met de platte oortjes, dat we maar Cypie hebben genoemd.
 
 



Ze zitten graag ergens in of op: Pippi in de (toen lege) kist voor het kachelhout,

 
Poppy in een van de poezenmandjes, maar dan het liefst onder het kleedje (zoekplaatje),
 
 
Mungo in een afgedankt aardbeienkistje,
 

en Cypie op Henks schoot.


Alemaal leuk en lief. Maar in die fluwelige, aanhankelijke kameraadjes schuilen tegelijkertijd akelige monsters, die onschuldige wezentjes vangen, martelen, vermoorden en ofwel opeten, ofwel verwachten dat wij dat doen, mochten we honger hebben.

 
 
 


 
 
 

Dit najaar was het flink raak: elke dag vonden we wel een lijkje op de stoep of op het terras. Soms zielige kleine babymuisjes, soms forse exemplaren. We hebben de afgelopen herfst denk ik meer begrafenissen verzorgd dan een gemiddeld uitvaartbedrijf in een jaar doet...
En dan heb ik nog niet eens die andere prooien meegeteld, de talrijke gevleugelde slachtoffers...Bah. De fotografische bewijzen laat ik hier maar even achterwege, anders wordt het wel erg veel dood en verderf in 1 blog.

Hoe we de poezen ook proberen uit te leggen dat we geen prijs stellen op dit soort cadeautjes, en dat we echt zelf wel voor ons eten zorgen, ze knopen het maar niet in hun oren. Het is onbegonnen werk. 'De natuur' is een hoeveelheid onbegrijpelijke mechanismen bij elkaar, ook gruwelijke, en het helpt niet om het daar niet mee eens te zijn.

Gelukkig kunnen we zo nu en dan een beoogd prooidiertje behoeden voor een wreed lot; af en toe zijn we de poezen sneller af en kunnen we een angstig bevend muisje redden en ongeschonden elders, buiten het zicht van de monsters, gauw loslaten.

Het is niet anders, we kunnen ze het jagen niet afleren. Maar het spreekt voor zich dat we ze vele malen liever zo zien, met de aaibaarheidsfactor lekker hoog, en de hilarische speelsheid die ze zo heerlijk maakt om naar te kijken.


 
 
 

 
 
 
Zo vredig...Totdat de lente zich aandient, met nieuwe generaties muisjes en vogeltjes, vrees ik. Zucht. Maar zo ver is het gelukkig nog niet.