maandag 25 november 2019

With a little help from my friends

Het zouden eenzame tijden geweest zijn, die vijf weken alleen in het patienthotell, na twee weken ziekenhuisopname. Dat zouden ze zijn geweest, zonder het legertje trouwe vrienden, dat mij in Oslo kwam opzoeken. Wat een verwennerij: elke week was er wel iemand bij me! 
Dat bezorgde me de heerlijke wetenschap dat ik veel goede vrienden heb, die me niet in de steek laten.

Zo kwam vriendin Ria me vanuit Utrecht een paar dagen gezelschap houden, met, op z'n Ria's, een grote tas vol kleine cadeautjes, waarvan ik er elke dag eentje mocht uitpakken. 



Het gezelschap gaf me ook de broodnodige afleiding, want de dagen in het patienthotell waren lang en eentonig. Wel moest ik elke dag over het terrein van Ullevål stukjes lopen, naar de dagelijkse bestraling, naar de chemoafdeling voor een paar uur gif via een infuus, naar de longafdeling voor een gesprek met een van de oncologen, of met de voedingsdeskundige, naar het laboratorium voor bloedafname, of voor bloedtransfusie, toen ik nauwelijks meer op m'n benen kon staan van de bloedarrmoede.



Maar voor het overige had ik (eindelijk!) volop tijd voor boeken en brei-en haakwerk - ik kon ongegeneerd urenlang lezen en handwerken, omdat alledaagse bezigheden als huishouden, boodschappen, eten koken en dieren verzorgen vielen al die tijd weg...Eigenlijk best fijn, voor een poosje. 



Maar het bezoek bood me ook een ondersteunende arm om kleine wandelingetjes te kunnen maken door de parken op het terrein, en natuurlijk over het kerkhof. 



Toen Ria was vertrokken arriveerden oude vrienden Toine en Corrie, die Den Bosch even achter zich lieten om mij, en nu ze er toch waren ook een stukje van Oslo te zien. In de parkjes en op het kerkhof zagen we het heel langzaam voorjaar worden - ik kon zo nu en dan een piepklein bloemetje plukken en takjes voorzichtig uitbottende kastanje in een glaasje zetten.






Twee keer mocht ik nu een weekendje naar huis. Om te voorkomen dat Henk telkens vrij moest nemen om mij uit Oslo te halen en zondagavond weer terug te brengen kon ik gebruikmaken van het patiëntenvervoer, dat is hier prima geregeld. 

Vrijdagmorgen na de bestraling een grote touringcar in, die vanuit het Ullevålziekenhuis bij twee andere ziekenhuizen patiënten ophaalt en op diverse plaatsen afzet. Vaak bij benzinestations langs de snelweg, waar dan familieleden of taxi's de patiënten opwachten om verder naar huis te brengen. In mijn geval kwam ik met de bus niet verder dan het stadje Porsgrunn, vanwaar dan een gereedstaande taxi mij over de slingerende provinciale weg naar Henseid bracht. Heel comfortabel - maar al met al wel een reis van meer dan vier uur...Maandagmorgen in alle vroegte op dezelfde manier terug, naar mijn kleine appartementje.



Uitzicht op het Ullevålterrein, vanuit kamer 808, dus op de 8e verdieping (en niet de 7e, zoals ik vorige keer schreef). 

Waar het op de grond en aan de bomen langzaam voorjaar werd, trad op mijn hoofd nu ontegenzeggelijk de herfst in. De lange lokken bleven in mijn kam hangen, maar echt helemaal kaal ben ik gelukkig niet geworden. 



Toen Henk een weekendje in Oslo kwam logeren konden we samen op een zonnige middag even door een levendige winkelstraat in het centrum lopen, op zoek naar een sjaal die ik om mijn koude hoofd zou kunnen draperen. In het ziekenhuis lopen veel mensen met een gebreide ijsmuts op, maar dat gaat me iets te ver. Dan liever op z'n moslima's een charmant geknoopte, kleurige sjaal om dat gekke hoofd! 
Toen bleek dat de opruiming was uitgebroken konden we meteen voor een prikkie een paar nieuwe shirts en een trui kopen voor mij. Wat een belevenis, om weer eens tussen niet zieke mensen te lopen, langs gezellige terrasjes en restaurantjes!



Intussen zorgden de buren en vriendin Marit om beurten trouw voor de poezen en de kippen, zoals ze al die keren dat Henk een nacht weg was hebben gedaan. Dat was lief. En toen hij een weekend alleen thuis was nodigden ze hem en Marit uit voor een etentje - vanwaar ze een fotootje naar mij appten. 


Ik had het trouwens al die tijd ook druk met de telefoon: veel vrienden en kennissen vriendinnen die niet op bezoek konden komen lieten op ander manieren van zich horen via Whatsapp. Ze stuurden naast berichtjes ook vaak foto's van wat hen bezig hield, kinderen en kleinkinderen, huisdieren, bloemetjes in de tuin en ga zo maar door. Die dingen hielden me bij de les en beurden me op. Doorbraken een beetje de sleur. Zoals ook het bezoek van vriendin en oud-studiegenoot Ingrid en haar man Norbert, uit Keulen:

  


Zij exploreerden 's morgens de stad, en namen mij 's middags mee kleine stukjes uit wandelen, vanzelfsprekend over het kerkhof - bij gebrek aan andere mogelijkheden. Maar er zijn ontroerende grafmonumenten te zien,


en protserige 19e eeuwse beelden op grafkelders van voorname Osloërs. 


In diezelfde week kwamen oud-collega Johan en zijn vriendin Fleur mij opzoeken. Ze maakten er een heuse stedentrip van, en met het benutten van het goed geregelde openbaar vervoer in de stad zagen ze in die week meer van Oslo en de musea dan wij ooit hebben gedaan...en in de avonden kwamen ze gezellig bij mij, waar na een goed gesprek bij een lekker glaasje wijn hun foto's konden bekijken.  



En toen werd het eindelijk Pasen, ging het personeel van het patienthotell naar huis, en ik dus ook! Voor dat weekend dan. 




maandag 18 november 2019

Behandeling en bezoek

Die maandag moest ik me melden in het ziekenhuis voor bloedafname, en bij het radiologiegebouw voor de eerste bestraling. Daarna zou ik gewoon weer teruggaan naar mijn hotelkamer, maar dat ging niet door: mij werd zonder pardon te verstaan gegeven dat ik onmiddellijk in een ziekenhuisbed moest gaan liggen. Tegensputteren hielp niet - ik kreeg  niet eens de tijd om tandenborstel of nachtjapon en dat soort dingen te gaan halen! Hup, een bed in, op een grote tweepersoonskamer, aan het raam. En van daar werd ik met bed en al naar allerlei verschillende afdelingen getransporteerd.



Het duurde de hele verdere dag en avond. De helft ben ik vergeten, of is door de talrijke roesjes en narcoses nooit helemaal aangekomen....In elk geval werd er de zoveelste gastroscopie gedaan, er werd een sondeslang door mijn neus ingebracht naar mijn maag, ik ging de tunnel in voor een PET-scan, en er werd een infuus in mijn arm aangelegd. 



Waarom alles plotseling zo'n haast had en eerder in gang werd gezet dan was gepland werd ons pas vele maanden later verteld. De mallemolen draaide ineens op volle toeren.




Zo lag ik van het ene op het andere moment plotseling aan allerlei slangen gekoppeld en kwam er om de haverklap iemand om alles te controleren: bloedddruk, bloedwaarden, gewicht, reflexen en weet ik al niet wat meer. Een drukte van jewelste! 

Maar ze waren allemaal zeer lief en meelevend, de verpleegkundigen en artsen. 
Ergens die dag stortte ik een beetje in van alle commotie. Zat ik ineens zachtjes te snikken op de rand van mijn bed. 'It's allright to cry', zei Elisabeth, 'it means that you can feel!', terwijl ze naast me ging zitten en een arm om me heen sloeg en met een puntje van mijn vest mijn wangen droogde.  
Elisabeth komt uit Birma, spreekt goed Noors maar begrijpt dat voor mj Engels zo nu en dan makkelijker is. Ze is een van de meest invoelende en zorgzame verpleegkundigen van de afdeling. Bij die eerste ontmoeting beloofde ze dat ze, elke keer als ze dienst had, me een knuffel zou geven, een hug, of in het Noors: een 'klem'. En daar heeft ze zich aan gehouden, al die lange weken lang!

Die nacht was een ramp: slangetjes die losraakten door mijn gewoel, nachtmerries in een vreemd en doorweekt bed dat om een uur of 3 verschoond moest worden, slaapwandelend naar het toilet met de kapstok op wielen waaraan de flessen hingen achter me aan, en overal die grote spinnen rondom me - maar niet heus. Ik zag van alles dat er niet was, en praatte tegen mensen die er niet waren. Mijn kamergenote liet middenin de nacht voor het eerst van zich horen; 'det er ikke lett', zei ze van achter het kamerscherm, 'het is niet makkelijk'. Onderkoeld, meelevend bedoeld Noors.


De volgende dag bracht zon, en bezoek voor mij. 
Nicht Anne vloog vanuit Trondheim, waar ze toen woonde, naar Oslo, om mij een paar dagen gezelschap te kunnen houden. Dat was fijn, een vertrouwd en geliefd iemand die naast mijn bed zat en mijn hand vasthield, terwijl het chemogif mijn aderen indruppelde. Ze moest weliswaar mijn vreemde hallucinaties aanhoren, maar ze kon ook meeluisteren naar wat de oncologen kwamen vertellen, en begreep daar meestal meer van dan ik. 


Anne had een pensionkamer vlakbij het Ullevål, haalde kleren en andere spullen voor mij op uit het patienthotell, en winkelde voor mij wat kleren bij elkaar: warme leggings, sokken en ondergoed. En ze bracht een pakketje mee van haar ouders in Duitsland, met lieve cadeautjes. Niet te vergeten ook het door een vriendin gemaakte troostpopje, in Noorse klederdracht.

Ondanks de rare omstandigheden hebben we samen ook flink gelachen, korte wandelingetjes gemaakt, en zijn we in de ochtenden samen naar de bestralingsbunker gelopen. Ze hielp me met het invullen van de schema's waarop elke dag moest worden ingevuld wt en hoeveel ik at en dronk.


Anne werd in het weekend afgelost door Henk, die in alle eenzaamheid zijn verjaardag voorbij had zien gaan....Hij kon slapen op mijn kamer in het patienthotell en eten in het restaurant daar. Toen de eerste driedaagse chemokuur was afgelopen konden we samen stukjes wandelen over het besneeuwde kerkhof, waar idylische plekjes te vinden zijn.


Een aantal oorlogsgraven van ons onbekende Noorse verzetshelden, maar ook een met een heg omheind veldje waar Noorse diakonessen begraven liggen, met bij elk bescheiden steentje een klein dennenboompje. 

Toen Henk weer naar Henseid was vetrokken kreeg ik gelukkig opnieuw gezelschap, ditmaal uit Nederland.Vriendin Roely arriveerde om een paar dagen aan mijn bed te zitten. Het ziekenhuispersoneel constateerde met bewondering dat mijn vrienden van over de grens mij niet alleen lieten! 

Roely liep een verkoudheid op en mocht alleen met een mondkapje de afdeling op....Ze kwam met een tas vol afleiding: tijdschriften, kaartjes en luisterboeken, meegegeven door andere oud-collega's uit Utrecht. En aan haar arm kon ik af en toe even naar buiten, al werden de wandelingetjes steeds korter - veel meer dan van de uitgang van het ziekenhuis naar een bankje verderop werd het niet... 

Ook Roely moest voor mij boodschappen doen bij een kledingwinkel; gelukkig had ze een B&B vlakbij een winkelstraat, kon ze in een half uur lopend het ziekenhuis bereiken en heeft ze in die paar dagen tussen de bezoeken door ook een en ander van Oslo centrum kunnen zien, 

en van het mooie weer kunnen genieten op een terrasje in de stad.


Net als Henk trouwens, die voor het eerst weer thuis even op het balkon kon zitten.

Van die weekends naar huis kwam die weken niets terecht. De ene keer had ik koorts, de andere keer een keelontsteking waardoor ik niet kon slikken en ik het helemaal met sondevoeding moest doen, en dan vonden ze me weer te zwak om te reizen. 
Maar uiteindelijk mocht ik dan wel het ziekenhuisbed uit en terug naar het patienthotell!

Dat had nogal wat voeten in de aarde, want mijn oorsponkelijke kamer was gereserveerd voor iemand anders, Henk had die moeten leegruimen en mijn hele hebben en houwen in opslag moeten geven. Nu kregen we een kamer op de 7e etage, waar dag- en nachtverpleging is, met uitzicht op dit keer niet het kerkhof maar op het uitgebreide ziekenhuisterrein en de skyline van Oslo op de achergrond. Wel met hetzelfde vogeltjesbehang...

woensdag 13 november 2019

Moeilijke maanden - de aanloop

Bijna negen maanden verder....Ik ben er weer, of nog. Thuis. Alive en niet dat je nou zegt van kicking (nog geen deuk in een pakje boter eerlijkgezegd), maar toch. 

Toen ik in februari naar Oslo vertrok was dat in de sneeuw; nu ligt er weer een dik pak, waardoor er schitterend licht is in de kamer. De vogelvoederhuisjes die ik vanuit huis kan zien worden aan de lopende band bezocht door allerlei soorten meesjes, roodborstjes en boomklevertjes, en de vetbollen worden elke dag verslonden door Vlaamse gaaien.

Negen maanden kan ik niet zomaar even bijbloggen, maar ik kan wel een poging wagen om kort verslag te doen van die tijd. Vanaf februari, in vogelvlucht en in stukjes. 


Troostrozen! 

Van buurvrouw Marit, die ze kwam brengen toen duidelijk was geworden dat ik voor langere tijd zou worden opgenomen in het Ullevålziekenhuis in Oslo, hét ziekenhuis dat gespecialiseerd is in kanker. 
Marit heeft me in die aanlooptijd geweldig geholpen met de formaliteiten, en dat waren er nogal wat. 
Ik vond het lastig om aan de telefoon de mededelingen en instructies te begrijpen, over wat ik voorafgaand aan de opname allemaal moest doen en regelen. Gelukkig nam Marit de moeite om geduldig het ziekenhuis, de mij toegewezen contactpersoon en het 'patienthotell' te bellen, zodat ik wist waar ik aan toe was. 
In verband met de afstanden hier (Henseid - Oslo is 3 uur rijden) kun je logeren in het patiëntenhotel, een complex met miniappartementen op het Ullevålterrein. Henk en ik brachten daar eind februari een paar nachten door, omdat er overdag allerlei voorbereidende onderzoeken gedaan moesten worden op verschillende afdelingen. Tatoeages zetten bijvoorbeeld, om het te bestralen veld op mijn borst en rug heel precies af te bakenen.






Aanmoedigingsfruit! 

Van Amber en Marco, onze vrienden uit Ulefoss. Ze kwamen met een bomvolle bak heerlijke vruchten, toen we net te horen hadden gekregen dat de longkliniek in Oslo een curatieve (dus niet palliatieve) behandeling wilde proberen. 

Inmiddels was ik zo dun en zwak geworden dat ze me in het Ullevål een week voordat de behandeling zou starten alvast wilden opnemen, maar dat zag ik helemaal niet zitten, zomaar ineens alles achterlaten! Dus kreeg ik nog een week respijt en kon ik thuis rustig bedenken wat ik mee wilde nemen, voor een verblijf van zeven weken. En lijstjes maken voor Henk, met huishoudelijke dingen die ik normaal voor mijn rekening neem en die tijdelijk door hem gedaan moesten worden. De poezen, de kippen, de wasmachine, de afvalophaaldienst, de voorraden in de vriezers en dat soort dingen.  


Warme slofsokken!

Van vriendin Ria, die ze opstuurde omdat ze weet dat ik altijd koude voeten heb. Heerlijk voor in het ziekenhuis en in het patienthotell. 
Het appartement daar heeft een kleine huis- annex slaapkamer, met een bankje, een stoel, een klaptafeltje met stoeltje, een kastje en een tv, en natuurlijk een bed. Met een fantastische matras en vele kussens. 





Daarnaast is en een smal gangetjes met garderobekast en een ruime badkamer met douche en wc. Simpel, overzichtelijk en van alle gemakken voorzien. Niet erg mooi, behalve dan het behang, Japans aandoend, in pastel met vreedzame vogeltjes.  


En was de reden voor mijn verblijf niet echt fijn, ik voelde me in dit minihuisje, met centrale verwarming (wat een luxe, dat was lang geleden!) en het enorme raam met het weidse uitzicht, al heel snel op m'n gemak. Ook al was dat uitzicht niet direct verheffend, of liever gezegd ronduit macaber....



Pal voor het patienthotell ligt een uitgestrekt kerkhof, aangelegd langs strakke lijnen, met hoge bomen, en toen nog alles onder een dikke sneeuwdeken. 


Ik probeerde een selfie te maken, maar het duurde even voordat ik in de gaten had hoe dat precies moest - zo voor de spiegel in het gangetje was in elk geval niet de juiste manier...


Zó wel dus, met een verbeten trek van inspanning, dat wel. Maar ik wist dat mijn haar zou gaan sneuvelen en wilde even vastleggen hoe het er uitzag voor de kaalslag. 

In het eerste weekend van maart hielp Henk me, tussen de CT-scans, bloedafnames en gesprekken met de specialisten door, om het kamertje een beetje gezelliger in te richten en had ik me voor de komende weken naar behoren gesetteld. 

Toen riep de plicht, het werk op de slachterij in Drangedal, Henk weer terug naar huis. De vier dagen zorgverlof die hij van zijn werkgever had gekregen waren inmiddels opgebruikt; zorgverlof voor een partner bestaat niet in Noorwegen, maar als je geluk hebt geeft je baas je een paar dagen. Met al het heen en weer rijden naar de ziekenhuizen in Skien en Oslo waren die vier dagen al snel verspeeld en moest hij vrije dagen nemen (en dus niets verdienen) als hij me wilde opzoeken. Dat zou niet erg nodig zijn, omdat mij was beloofd dat ik in de weekends naar huis mocht. Helaas lep het anders - maar daarover meer in een volgend blogje.